Vandaag heeft mijn zoontje voor het eerst meegedaan aan de dodenherdenking bij de scouting. Ik was trots op hem, ook al begreep hij de diepere betekenis van de ceremonie nog niet helemaal. Tijdens het moment van stilte zat hij even met zijn vingers te spelen—hij wist het scoutinggebaar niet meer. Maar dat maakte het moment niet minder bijzonder.
Het was een mooie en respectvolle ceremonie. Ik voelde me dankbaar dat wij, als familie, op onze eigen manier konden deelnemen—van dichtbij en van veraf. Ik vond het bijzonder om te zien hoe Nederland de pijnlijke episodes uit zijn geschiedenis zo waardig herdenkt.
Het riep in mij gevoelens op die ik herken van een andere herdenkingsdag: 1 november, de dag waarop in Algerije de revolutie wordt herdacht. Ook dat is een dag vol trots, verdriet en geschiedenis. Maar voor mij kreeg die dag een extra lading sinds 1994. Ik zal uitleggen waarom.
Toen ik kind was, wilde ik dolgraag bij de scouting. Maar mijn vader stond dat niet toe. Voor hem was het simpelweg te gevaarlijk. Ik begreep zijn angst niet—tot 1 november 1994.
Die dag herinner ik me alsof het gisteren was. In mijn geboortestad was er een indrukwekkende ceremonie met soldaten, paarden en eerbetonen aan de revolutie. Tegelijkertijd woedde er in het land een andere oorlog. De vijand kwam niet langer van buitenaf, maar zat onder ons. Toch vierden we de revolutie met trots.
Thuis aangekomen gingen we voor de televisie zitten om te zien hoe andere steden de herdenking hadden beleefd. Op het scherm verscheen een scoutinggroep. Kinderen van mijn leeftijd. Eén jongen, een jaar of acht, lachte breed terwijl hij samen met de groep het volkslied zong en de Algerijnse vlag werd gehesen. De camera zoomde in op zijn gezicht. Zijn glimlach ben ik nooit vergeten.
En toen… een explosie. Een bom ging af.
Het scherm werd zwart. Paniek. Later volgden beelden van ambulances, politie, gendarmerie… en lichamen. De kinderen waren er niet meer. Die beelden zijn in mijn geheugen gegrift.
Toen begreep ik eindelijk wat mijn vader bedoelde. Maar ik was niet bang. Gek genoeg was ik jaloers. Jaloers op die kinderen die met de vlag in hun hand en het volkslied op hun lippen gestorven zijn. Misschien een vreemde gedachte voor een negenjarige, maar de dood was destijds een onderdeel van ons dagelijks leven. Iedereen ging dood. En als dat toch moest gebeuren, dan liever trots, staand voor je land.
Sinds die dag heeft 1 november voor mij twee betekenissen: de herdenking van de Algerijnse revolutie én de herinnering aan de kinderen van de scouting van Mostaganem, gestorven in 1994.
Vandaag stond ik stil. Bij de doden van de Tweede Wereldoorlog. Bij de anderhalf miljoen martelaren van mijn geboorteland. Bij de vijf scoutkinderen van Mostaganem. En bij alle mensen die wereldwijd gestorven zijn voor vrijheid: in Gaza, in Oekraïne, in Soedan… overal in deze wrede wereld.
Stilstaan. Herinneren. Eren.
04-05-2025
— M.G.
Reactie plaatsen
Reacties