Deze week had ik een klein incident met een collega vanwege een taalmisverstand. Ik had iemand nodig om van het Pools naar het Nederlands te vertalen. Gelukkig sprak een andere collega, vriendelijk en behulpzaam, Pools en bood ze zich vrijwillig aan. Later had ik opnieuw een vertaling nodig en vroeg ik mijn Poolse collega: "Wil jij met ons mee in de kamer om te vertalen?" Maar een Nederlandse collega was geschokt door de manier waarop ik de vraag formuleerde. Op een neerbuigende toon verbeterde ze me: "Mag ik je vragen of je tijd hebt om te kunnen vertalen?"
Aanvankelijk maakte de defensieve houding van de verpleegkundige me boos, wat de rest van mijn week verpestte, maar na wat afstand vond ik het interessant — het was een intellectueel conflict.
Volgens mij lag het probleem óf aan mijn formulering, die zij incorrect vond, hoewel ze wist dat Nederlands niet mijn moedertaal was. Op dat moment had ik de neiging haar het verhaal van Algerije te vertellen, te beginnen bij de hominiden van de Tassili, via de komst van de Feniciërs, de Numidische beschaving, de Romeinse kolonisatie, de Arabieren, de Ottomaanse invloed, het Algerijnse verzet tegen Frankrijk, de zwarte jaren… en nog veel meer. Alles zou mijn manier van formuleren hebben gerechtvaardigd — maar waarschijnlijk had het haar niet geïnteresseerd.
Óf het probleem was dat ik een radiologielaborante had gevraagd om te vertalen, wat blijkbaar niet haar taak was. Ik ben me ervan bewust dat het niet haar werk is. Maar zij bood zich vrijwillig aan en had gewoon kunnen zeggen als ze geen tijd had, of als ze het ongepast vond. Wat ik vooral waardeerde, was de spontaniteit en flexibiliteit van mijn Poolse collega. Dat gedrag raakte me diep.
Voor mij is zo’n gebaar volkomen normaal, en ik zal dat gevoel blijven koesteren — ook al weet ik dat hier alles strikt gereguleerd is en spontaniteit ontbreekt.
De vertaalster
Verschillende keren heb ik vrijwillig als vertaalster gefungeerd, altijd met plezier. De opluchting van de patiënt nadat de boodschap duidelijk was, was voor mij de mooiste beloning.
Ik herinner me een keer dat mijn dienst om 23 uur eindigde, maar ik bleef tot middernacht om mijn administratie af te ronden. Een collega leek wanhopig, geconfronteerd met een zwaargewond kind dat een chirurgisch onderzoek nodig had. Het probleem was dat noch het kind, noch de vader Nederlands of Engels sprak, en het was te laat om een officiële Tolk in te schakelen.
Ik vroeg waar de patiënt vandaan kwam, en hij zei: "AZC" (asielzoekerscentrum). Ik vroeg of de vader Arabisch sprak, en zei dat ik dan kon helpen. Hij keek me verbaasd aan en vroeg: "Zou je dat doen?" Maar hij legde uit dat het tijd zou kosten: hij had een anamnese, een klinisch onderzoek, eerste zorgen en mogelijk een pre-operatieve screening nodig.
Ik zei dat ik het met plezier zou doen als dat zou helpen om de jongen sneller en beter te behandelen. Hij was verbaasd en dankbaar tegelijk. En ik was verbaasd over zijn verbazing.
Ik ben blij dat ik het gedaan heb, want het ging niet alleen om een simpele anamnese. Ik stond ook oog in oog met de angsten en vooroordelen van de vader, die dacht dat zijn kind hem zou worden afgenomen vanwege een “spaken verwonding”. Na hem gerustgesteld te hebben en mijn collega te helpen, ging ik naar huis — via meer treinen dan nodig, maar dat maakte me niets uit. Het feit dat ik voor deze vader en zoon als vertaalster kon optreden, gaf me voldoening .
De volgende dag hoorde ik dat alles goed verlopen was en dat de jongen niet geopereerd hoefde te worden. Ik hoop dat de vader ook naar huis ging met minder vooroordelen.
Na het incident met de verpleegkundige heb ik veel nagedacht. Ik stelde mezelf in vraag, want het is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt.
Achtergrond
Niet iedereen weet waar ik vandaan kom, en zelfs degenen die het weten, beseffen het niet echt. Ik kom uit Algerije — mijn Algerije — een immens land, niet alleen qua oppervlakte (het grootste van Afrika), maar ook vanwege de rijkdom aan geschiedenis, de diepgang van de cultuur en de ongelooflijke diversiteit van zijn volk. Een land van contrasten, paradoxen, pijn en trots. Een land met karakter.
Als je daar geboren wordt, besef je de grootsheid van je land niet meteen. Je groeit op met een instinctieve verbondenheid, een bijna aangeboren nationale trots. Maar na verloop van tijd ontstaat ook een ander gevoel: dat je aan de verkeerde kant van de wereld geboren bent. Je kijkt om je heen, vergelijkt, droomt van een rechtvaardiger, stabieler, veelbelovender “elders”. Toch besef je pas wat Algerije echt betekent wanneer je het verlaat. Je begrijpt dan waar die soms overdreven trots vandaan komt. Maar keer je niet terug — juist om het te blijven idealiseren? Of om het beter te waarderen?
Ik zeg niet dat mijn land perfect is. Helaas zijn er nog veel hervormingen nodig om zijn kinderen te blijven verleiden.
Ik heb het geluk gehad om dit andere prachtige land te leren kennen — Nederland. Maar het contrast met mijn geboorteland is enorm.
Wat me het meest opvalt sinds ik in Nederland woon, is de homogeniteit van de samenleving. Het lijkt alsof iedereen op elkaar lijkt.
Hier zijn de principes van gelijkheid en respect zo diep verankerd in het dagelijks leven dat ze vanzelfsprekend lijken. Men spreekt niet alleen over rechten, men past ze ook toe. Het individu heeft waarde, ongeacht waar het vandaan komt, wie het liefheeft of waarin het gelooft.
Een tijd geleden in Utrecht nam ik deel aan een project over diversiteit. Eerlijk gezegd begreep ik in het begin het doel of nut ervan niet. Het ging om een programma dat mensen wilde sensibiliseren voor de acceptatie van verschillen, cultureel, etnisch of qua seksuele geaardheid. Ik luisterde, observeerde, en één vraag bleef in mijn hoofd: waarom is daar een project voor nodig?
Na wat (misschien oppervlakkige) reflectie — ik ben geen socioloog of filosoof — begreep ik iets: diversiteit gaat niet alleen over het introduceren van de hijab of over quota voor buitenlandse werknemers. Diversiteit gaat dieper.
Of misschien zijn er simpelweg twee soorten diversiteit: aangeboren diversiteit en verworven diversiteit.
In Algerije is diversiteit een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven, onze gezinnen, ons DNA. We zijn Berbers, Kabylisch, Mozabieten, Chaoui, Toearegs, Arabieren… Elk met een eigen taal, dialect, traditie — en toch delen we één identiteit. We groeien op in die diversiteit zonder dat echt door te hebben; het is natuurlijk, het zit ingebakken.
Ik weet dat sommigen dit niet zullen begrijpen, denkend dat het vanzelfsprekend is dat elk individu uniek is. Maar bij ons gaat verschil niet alleen over uiterlijkheden. Het is diepgeworteld, soms hard. Het beïnvloedt onze relaties, onze kansen, onze levenspaden.
Taal weerspiegelt die diversiteit. Eén zin kan ons meevoeren door eeuwen geschiedenis. Elke regio heeft haar eigen spreektaal, uitdrukkingen, spreekwoorden, soms zelfs een apart verhaal. Om elkaar te begrijpen, gebruiken we directe en duidelijke zinnen, maar in talen als klassiek Arabisch of Frans kunnen die brusk of onbeleefd overkomen — vooral in combinatie met ons vurige mediterrane karakter.
Onze alledaagse taal zonder het Algerijnse karakter en de cultuur erbij voelt als een WhatsApp-bericht zonder emoji’s: vlak, zonder nuance.
En Nederlands zonder zijn cultuur is als harira (soep) geserveerd in het ziekenhuisrestaurant — een redelijke soep, maar zonder smaak, omdat het zijn essentiële kruiden mist.
De belangrijkste ingrediënten van een taal zijn cultuur. En ik denk dat daar het echte communicatieprobleem ligt met een vreemde taal. Je kunt alle grammaticaregels leren en je woordenschat uitbreiden, maar zonder de cultuur blijft de taal droog, zonder ziel. Dat leidt soms tot misverstanden.
Wat mij betreft: ik mis het Nederlandse “kruid” in mijn taalgebruik — die culturele basis die kleur en diepte geeft aan woorden en zinnen.
Ik begrijp de Nederlanders steeds beter en geniet ervan hun cultuur te ontdekken, ook al zijn sommige momenten frustrerend. Ik beleef hun homogeniteit, maar ik zou soms wat meer begrip in de andere richting willen.
Ik hoop ook dat alle immigranten hun negatieve vooroordelen aan de kant zetten en de moeite doen deze cultuur te leren kennen, om er ten volle van te kunnen genieten. Uiteindelijk kunnen we alleen maar rijker worden van elkaar.
M.G
Reactie plaatsen
Reacties