Ik liep met mijn supervisor naar een andere afdeling om een patiënt te beoordelen en we namen spontaan de lift naar de derde verdieping. Na de beoordeling moesten we naar de IC. De supervisor merkte op dat we de trap hadden moeten nemen en begon te vertellen dat je in het buitenland een euro moet betalen om de lift te gebruiken. Het leek alsof hij vond dat het mijn schuld was dat we de lift hadden genomen, maar ik zei er niets van. Ik wist dat het een nutteloze discussie zou worden. Sinds dat ik in Nederland ben, vermijd ik discussies; ze kosten me veel energie, vooral door de taalbarrière,ik ben vaak afwezig , bezig met een gemiste bijzin een paar minuten geleden, bovendien voelt een discussie met een Nederlander vaak als een verloren strijd.
Toch moest ik lachen om de herinneringen aan mijn tijd als co-assistent. Toen moest je de liftmedewerker persoonlijk kennen om de lift te kunnen gebruiken. Je kwam vroeg naar het ziekenhuis, wetende dat je patiënten moest begeleiden naar verschillende afdelingen voor beoordelingen of onderzoeken. Je had drie missies: een brancardier regelen om met de patiënt mee te lopen, een plek in de ambulance regelen voor vervoer naar een andere locatie, en de lift gebruiken was altijd een uitdaging.
In de ochtend moest je weten wie de “ liftmedewerker” was en zijn naam achterhalen. Anders reageerde hij niet als je hem vanaf de derde verdieping riep. De liftmedewerker was echt de belangrijkste persoon van de ochtend.
De lift oproepen was geen kwestie van gewoon een knop indrukken; je moest hard kloppen en roepen: “Boubakeur, derde verdieping, alsjeblieft!” De patiënt riep vaak mee.
Soms reageerde hij niet omdat hij ergens koffie ging halen, soms 15 minuten verweg van het ziekenhuis . Dus om ervoor te zorgen dat hij kwam, moest je vaak koffie voor hem regelen en moet je zeker weten dat je de koffie voor de juiste persoon heb gegeven.
Als Boubakeur of Ammar of …. met hun speciale sleutel voor de lift kwamen, schreeuwden ze vaak: “Aw, aw, aw, rustig maar, je hebt de lift kapotgemaakt!” Hij draaide zijn bijzondere sleutel en ging op een IKEA-kruk zitten, maar de lift ging pas naar beneden als hij genoeg passagiers had. Een keer viel mijn patiënt zelfs flauw in de stille lift, en we moesten terug, waardoor we de lift miste. Dat was erger dan een vlucht missen op Schiphol.
Missie geslaagd! Dan was het tijd om naar de ambulance te gaan—of zoals ik het liever noem, de bus. Je moest assertief zijn voor je eigen patiënt, want er was altijd het risico dat de chauffeur zou zeggen dat hij geen plek had. Patiënten met een brancard hebben voorrang, dan komen rolstoelen, de patiënten met infuus en daarna wandelende patiënten, als er ruimte is. Soms bevonden arme co-assistenten zich in die ambulance zonder te weten waarom. Ze lazen de verwijzing en maakten kennis met hun patiënten in de ambulance .
Daarnaast waren er vaak ook ziekenhuismedewerkers die een lift vroegen om hen naar huis te brengen of gewoon om lunch te kopen. De ambulances reden naar verschillende locaties van het ziekenhuis en stopten ook op verzoek van medewerkers voor hen personnelijke boodschapjes. Het was vaak een waardeloze reis. Stel je voor dat het 30 graden is en je zit in een ambulance die voor één patiënt is bedoeld, vol met mensen. Je weet nooit met welke diagnose ze zijn opgenomen: een bleke,een gele of een hoestende patiënt. Je probeert diagnoses te stellen op basis van hun verhalen en symptomen. Je fluistert naar je collega: “Ben jij zeker dat jouw patiënt geen tuberculose heeft?” Hij antwoordt: “Geen idee, maar het is niet de tuberculose die me gaat doden, het is het gebrek aan zuurstof in deze ambulance.”
Gelukkig hadden de patiënten meestal geen last van deze chaos; ze begonnen vaak een discussie over waarom ze waren opgenomen. Soms kenden ze elkaar van de markt en deelden ze medische en paramedische adviezen. Als ze klaar waren met praten, keken ze je verbaasd aan en vroegen: “Wat is jouw functie precies?” Zelfs de patiënt in de brancard, met dalende EMV of delirium, vond je functie vreemd. Het was een vreemde situatie waarin zij twijfelden aan jou, terwijl je zelf al over je bestaan was gaan twijfelen. als je gearriveerd bent met jou patiënt hoorde je vaak: “Sterkte, mijn dochter/mijn zoon,” en dat was voor jou bedoeld, niet voor de patiënt.
JA , Sterkte als co-assitenten zoals als burger hadden we vaak nodig.
Je vertrok in de ochtend en soms kwam je pas in de avond terug, vaak zonder resultaat door een verkeerde verwijzing, een kapotte scan, of omdat het juiste lab niet was afgenomen. En als je terugkwam, werd je soms uitgescholden door de supervisor omdat je te laat was voor de overdracht.
Ja, zo gingen de consulten in mijn land. Nu begrijp ik waarom mijn overdrachten zo chaotisch zijn; ik heb altijd het gevoel dat ik me moet verontschuldigen of mijn avontuur moet vertellen voordat ik naar de conclusie ga. Ende lift nemen was geen hobby voor mij, en dat is het nog steeds niet. Ik ben blij dat ik geen tuberculose heb opgelopen in die drukke ambulance en dat ik nooit in een vallende lift heb gezeten.

Reactie plaatsen
Reacties