Ik las een column van een AIOS waarin hij uitlegt dat hij uit een generatie komt waarin smartphones en sociale media nog niet bestonden, en dat men zich beperkte tot MSN. Er is een verschil tussen MSN- en TikTok-artsen. Dat zette me aan het denken: ik kom immers uit dezelfde generatie als mijn collega’s. Ook ik heb MSN gekend en touwtjespringen gespeeld, maar voor mij en andere buitenlandse collega’s was het allemaal heel anders.
Maar ik heb ook dingen meegemaakt die mijn collega's niet hebben ervaren. Heeft dat invloed op hoe ik functioneer? Kan ik alleen goed functioneren binnen mijn eigen vertrouwde omgeving? Draag ik onzichtbare kenmerken met me mee, en zien mijn kinderen die, zelfs als ik ze zelf niet opmerk?

Ik ben geboren in een land met vele facetten, het mooiste en meest bijzondere en ingewikkeld land ooit.
Ik ben in de jaren 80 geboren, in een tijd waarin mijn land nog kon wedijveren met de moderne wereld, maar langzaam afgleed naar een tijdperk van duisternis
Ik ben opgegroeid in de jaren '90, een donkere periode waarin terreur de straten beheerste. Paranoia en angst waren geen tekenen van psychose, maar dagelijkse realiteit voor de Algerijnen. Ik heb geen theater of bioscoop gekend, want kunst en kunstenaars werden letterlijk dagelijks vermoord. Journalistiek en vrijheid stonden gelijk aan een doodsvonnis, en onze uitjes beperkten zich vaak tot de begrafenissen van de slachtoffers van ‘valse controleposten’. 10 jaar lockdown maar toch waren we gelukkig.
We vonden vreugde in de warmte van familie, en gedeelde maaltijden. We waren simpelweg dankbaar dat we elke avond samen waren. We keken reikhalzend uit naar de feestdagen, die we in stilte vierden, vaak overschaduwd door een toename in het aantal overlijdens dat werd aangekondigd tijdens het achtuurjournaal. De berichten herinnerden ons er steeds aan dat het gevaar nooit ver weg was. Als zesjarige was mijn enige zorg of mijn vader veilig thuiskwam na een dag werken.
Op school werden we geconfronteerd met verschillen, met de harde realiteit, en een culturele dissonantie. De eerste schooldag markeerde meteen de eerste culturele botsing. Plotseling stond ik oog in oog met een taal die ik niet sprak, maar die ik wel herkende van de tekenfilms op televisie. Waarom moest ik spreken als een tekenfilmfiguur? Of zoals de nieuwslezeres die elke dag het aantal slachtoffers van bomben en invallen in dorpen aankondigde?
Ik werd geïdentificeerd met een religie die dezelfde naam droeg als de groepen die onze medeburgers vermoordden. Dat was wat ze op televisie vertelden, in diezelfde taal die we nu op school moesten spreken. Ik was trots op mijn speelgoed, waar ik goed voor zorgde, maar men zei me dat Barbies de speelgoedpoppen van zondaars waren. Waarom zouden mijn ouders me speelgoed van zondaars geven?
Ondanks alles, speelden we met een bal en sprongen we touwtje. Na schooltijd keken we naar zenders uit een ander land, omdat we die taal beter begrepen. Een taal die onze ouders vloeiend spraken, een overblijfsel van de laatste kolonisatie. Langzaam begon ik die taal ook te spreken, maar al snel werd me duidelijk gemaakt dat het niet goed was om die taal te spreken. Het was de taal van öpscheppers "frimeurs ".
Op zesjarige leeftijd had ik al veel conflicten om op te lossen. Mijn moedertaal werd afgedaan als wartaal, mijn ouders spraken de taal van opscheppers, mijn religie werd geassocieerd met moordenaars, en mijn speelgoed was van zondaars. Sindsdien heb ik niet meer met Barbies gespeeld. Dat was in ieder geval één probleem opgelost.
We groeiden op in een samenleving die ons vertelde hoe we ons moesten kleden, spreken en denken. Thuis identificeerden we ons met Amerikaanse series zoals Beverly Hills 90210 en Dawson’s Creek. we waren helemaal in de war .
Toen brak de tijd aan om naar de universiteit te gaan, met een hoofd vol leegte na twaalf jaar saaie schooltijd, twaalf jaar vol verwarring. We hadden de universiteit verdiend, maar die bood niets meer dan formules die je snel zou vergeten. Op de universiteit spraken we eindelijk die andere taal, die eerder nog de taal van opschepperi”frime “ werd genoemd.
Als jonge vrouw van een klein dorp naar een grote stad verhuizen om alleen te studeren, werd een diplomatiek familieprobleem. Mijn vader bevond zich in een conflict tussen het welzijn van zijn dochter en de zegen van mijn matriarchale familie. En het heeft 7 jaar geduurd, een hel.
Het waren de jaren na de donkere periode van lockdowns en paranoia. We leefden nog steeds in angst, maar jongeren probeerden de nieuwe sociale grenzen te verkennen. Ik deed niet mee, maar was een trouwe toeschouwer. Het voelde alsof ik mentaal verdoofd was, zowel door de situatie in het land als door de cultuur van mijn dorp en de bemoeienis van mijn familie. En met 'familie' bedoel ik een heel dorp.
Ik heb me geconstreerd op mijn studie, dat vond ik leuk, maar ook moeilijk . 7 jaar lang geneeskunde.
Ik heb veel mensen leren kennen, zowel interessante als minder interessante, afkomstig uit alle hoeken, met verschillende accenten, culturen en totaal uiteenlopende interesses. We hebben samen gelachen en gehuild, nachten doorgehaald, allemaal met hetzelfde doel: die zeven jaren van slapeloze nachten afronden. Ons leven draaide om de modules van de verschillende disciplines binnen de geneeskunde. Stages, publieke vernederingen tijdens die stages, nachtdiensten – ik heb ze allemaal doorstaan. Vrijwilligerswerk heb ik gedaan, examens heb ik gehaald.
Samengevat deze periode is samengevat in: weer een “taal “probeleem, familie gedoe, examen, slaaptekort, koffie verslaving en publieke vernederingen.
Een jaar na mijn afstuderen heb ik hard gestudeerd om de toelating tot de specialisatie te behalen, en ik koos voor neurologie, een specialisatie die ik fascinerend vond.. Maar één persoon heeft het voor mij nog fascinerender gemaakt: hoofdneuroloogvan toen.
Een vrouw met karakter, een vechter. Het leven is haar niet mild geweest, met een liefdesleven dat nog rampzaliger was dan het mijne. Maar zij was dé vrouw. De neuroloog, de moeder …...
Mijn opleidingsjaren waren de beste jaren van mijn leven. Ik heb veel geleerd, zowel op het gebied van neurologie als over menselijke waarden. Ik ben dankbaar dat ik geneeskunde heb mogen meemaken in een omgeving waar de patiënt geen nummer of diagnose is. De patiënt is een persoon: een vader, een moeder, een zoon, of een dochter, met sociale en financiële problemen en de complicaties van het gezinsleven.
Veel patiënten toonden een geweldige humor, ondanks hun vaak sombere prognoses. het stellen van diagnoses was niet altijd eenvoudig met de beperkte middelen die we hadden, behandelen was nog een uitdaging.
Het neurologisch team voelde als een soort gezin. Van schoonmaakster tot neuroloog werkten we hand in hand om de dag zo frustratie loos mogelijk door te komen. We zochten naar oplossingen als er een tekort was aan NaCl, spuiten of diazepam, en hielpen bij het verplaatsen van zware patiënten, want ja, we hadden geen lift.
Ik herinner me nog een gezin met twee kinderen met een genetische aandoening en zware zorg. De ouders hadden geen vervoer om hun kinderen naar het ziekenhuis te brengen, dus gingen we als team naar hen toe voor de anamnese, lichamelijk onderzoek en bloedafname. Hoewel dat gezin in armoede leefde, waren ze ongelooflijk gastvrij en vriendelijk.
We reden 25 kilometer om met een onbereikbare juf te praten en haar ervan te overtuigen dat een patiënt vanwege zijn myopathie de trap niet kon lopen, en dat hij in een klas op de begane grond moest worden geplaatst.
Daarnaast was het ook een uitdaging om leer- en materiaal aan te schaffen. Het presenteren van bijzondere casussen op congressen was ons bewijs dat we ons best deden. De hoofdneuroloog deed haar uiterste best om een normale werkomgeving te creëren.
De omstandigheden in het ziekenhuis verslechterden echter door slechte organisatie en corruptie, en door problemen die buiten onze controle lagen. Maar we gaven niet op; we deden ons best om ons aan te passen aan de laatste richtlijnen.
Voor het eerst in mijn leven was ik los van culturele, sociale en politieke conflicten. Ik richtte me volledig op mijn nieuwe geloof, taal en cultuur , mijn nieuwe identiteit, De Neurologie en mijn huis was het ziekenhuis...
M.G
Reactie plaatsen
Reacties